maandag 3 juni 2013

De Naecte Sluis te Leiden

De Vliet in Leiden was in de middeleeuwen niet alleen van belang voor vervoer maar ook voor de ontginning van de veengronden, dat zich in onze regio afspeelden. De veengebieden (en daarmee de landerijen) lagen hoog door het vele water waar zij op dreven. Met behulp van kleine kanalen die gegraven werden liep het water weg naar de boezems, om via kleine en grotere rivieren uit te komen in de Noordzee. Bij het ontwateren van deltagebieden werd in eerste instantie gebruik gemaakt van eb en vloed in combinatie van sluizen. Bij eb stonden de poorten open, om weer te sluiten bij vloed. In de Vliet aan de Schelpenkade (en uiteraard Jan van Houtkade) is ter plaatse van de Witte Singel nog steeds de “keersluis” aanwezig die, naar ik meen, eens per jaar worden gecontroleerd door het waterschap. Deze situatie van een keersluis

was er al rond 1386 en werd de “Naecte Sluis” genoemd. Vermoedelijk komt dit doordat hij net buiten de stadsvesten lag, niet overbrugd was en daardoor geheel in het vrije land. De naam Neksluis, zoals het later bekend stond, is vermoedelijk een verbastering.

Door toenemend verkeer over het water richting Den Haag en Delft via de Vliet, wordt in 1452 een verlaat gebouwd waardoor het geheel de funktie als schutsluis krijgt. Hiermee kwamen dus sluisdeuren aan beide zijden. Op het schilderij van de sluis met het wandelende echtpaar is dit nog net te zien. Op de kaarten komen nu ook de namen “colc” of “verlaet” voor. (De Kolk is de ruimte die wordt genoemd tussen de twee sluizen in) Aangezien de sluisdeuren vroeger geen al te grote openingen konden dichten werden de kolken vaak ovaal van vorm. Hierdoor konden meerdere boten tegelijk door de sluis. Door de sluizen bij de openingen van de zeemondingen, is deze sluis zijn funktie ontnomen. De ovale vorm en de sluisdeuren naar de singel zijn echter nog steeds aanwezig en lijkt hiermee in de afgelopen 560 jaar ongewijzigd.




Geen opmerkingen:

Een reactie posten