zondag 9 februari 2014

gaslicht


Het licht is een van de belangrijkste basisbehoefte van de mens. Door de hoge plafonds en gevelopeningen werden in voorgaande eeuwen binnenruimten zo goed en zo diep mogelijk van licht voorzien. Tafels stonden vaak tegen de ramen waaraan werkzaamheden werden uitgevoerd. Haarden in de achterkamers zorgde niet alleen voor warmte of koken, maar ook voor verlichting. Kaarsen en dergelijke waren er wel, maar kostbaar. Door de eeuwen speelde het leven zich steeds weer rond het licht af. 
Het aanbrengen van verlichting in woningen zoals wij dit nu kennen, veranderde niet alleen het leven maar ook de indelingen en gebruik van woningen. Een van de vroegste vormen zoals wij het lichtsysteem enigszins kennen, is gasverlichting. Verlichting op gas werd al redelijk vroeg mee geĆ«xperimenteerd, maar door de opkomst van de industrialisatie mogelijk om woningen en straten te verlichten. Uit verschillende bronnen werd gas gewonnen. De twee belangrijkste grondstoffen waren echter olie (plantaardig) en steenkool. De oliegas had over het algemeen een zuiverder licht en brandde langer per kubieke meter. Dit gas werd in veel gevallen ook wel als “draagbaar” gas toegepast, zoals bij koetsen, omdat het samengeperst kon worden. 

Steenkolengas had niet alleen een nare lucht, maar gaf bij verbranding een zwakke blauwe licht. Daarnaast kwam zwaveldioxide vrij wat vele omringende producten zoals koper, ijzer, en meubelstoffen aantastte. Doordat steenkolengas goed verkoopbare nevenproducten opleverde en de kwaliteit van deze gas verbeterd kon worden, waardoor veel nadelige effecten verdwenen, won het steenkolengas steeds meer terrein. Door middel van ijzeren netwerken bestaande uit getrokken leidingen en gegoten koppelingstukken werd dit gas verspreid. Verbindingen waren vooral uit schroefdraad omwikkeld door hennep. Door de vocht in het gas gingen leidingen niet alleen roesten, maar kon de hennep ook niet langer voor een goede dichting zorgen. Gaslekken en branden kwamen dan ook regelmatig voor. Vandaag de dag komt men in huizen van voor 1930 vaak nog de ijzeren leidingwerken tegen met de houten sokkels op de muren waar de gaslampen op bevestigd waren. 

Door uitvinding van onder meer de gloeilamp zijn deze overbodig geraakt en ook dit tijdperk loopt op zijn einde door de nieuwe technologie. Zolang het licht niet dooft zal dit proces zich vermoedelijk eindeloos herhalen.