Bij nieuwbouw is er wet- en regelgeving waarmee de
minimale eisen zijn vastgelegd. Dit maakt het bouwen of verbouwen van niet
monumentale panden makkelijker vanwege de duidelijke grenzen.
Bij het verbouwen van gemeentelijke - of rijksbeschermde monumenten
ligt dit een stuk ingewikkelder. Van wet- en regelgeving zoals bouwbesluit kan
worden afgeweken als monumentale waarden in het gedrang komen. Dit maakt de
grenzen vaag en geeft een groot schemergebied waarbij nog zwart nog wit lijkt
te bestaat. Hiermee wordt ook de toegang groter voor verschillende verenigingen,
genootschappen, erfgoedcommissies, of andere groeperingen om als belanghebbende
mee te kijken en te beslissen. Nog los van de gemeentelijke instanties en
adviesorganen, of adviseurs die men verplicht is in te schakelen. Een “misstap”
of eigen voorkeur kan dan leiden tot allerlei vervelende processen. Zeker in
een wereld waarbij ook meningen van de adviseurs soms lijnrecht tegenover elkaar
staan. Menig keer hoor ik van (nieuwe) monumenteneigenaren dat “als men dit van
te voren had geweten men er nooit aan was begonnen”. Begrijpelijk! Het is
moeilijk van te voren te voorspellen hoe heftig het traject is van de
rollercoaster waar men in stapt. En dat is ook gewoon jammer want investeerders
zijn hard nodig voor het behoud van monumenten. Dat ook zij hun eigen gebruiksbelangen
hierin mee nemen vinden gek genoeg niet alle monumentenliefhebbers acceptabel
en zien liever dat de investeerders betalen en zij bepalen. In een bezuinigingswereld
met het steeds meer dichtdraaien van de subsidiekraan en toenemende interesse
voor het resterende cultureel erfgoed hoop ik dat mensen zich realiseren dat
weer en wind soms harder omgaan met het erfgoed dan menig monumenteninvesteerder.
Monumenten hebben geen stilstand nodig maar zijn gebruiksobjecten waardoor erfgoed
bij een nieuw gebruiksfunctie of eigenaar weer recht geeft op bestaan en op
deze wijze voor een toekomst (hopelijk langs) kan worden bewaard.