Goede ventilatie zorgt
niet alleen voor frisse lucht maar voorkomt ook onder andere vochtproblemen,
ongedierte, zwammen of schimmels. Hier werd vroeger anders over gedacht. Fris werd
geassocieerd met kou, lucht vol bacteriën dat geweerd diende te worden. Bedsteden
werden bijvoorbeeld voorzien van luiken of gordijnen die dicht gingen bij het
slapen. Vanaf begin 19e eeuw werd steeds meer gepleit voor betere
hygiëne. Vooral in de sloppenwijken waarbij vele mensen op een klein stukje
moesten zien te overleven. Een mooi boek hierover is geschreven door Auke van
der Wout, Koninkrijk vol sloppen. Voor- en tegenstanders van de hygiëne waren
sterk verdeeld.
Het duurt pas tot eind 19e eeuw, na verschillende cholera-epidemieën,
dat de overheid iets doet. rond 1898 werden bepalingen opgenomen voor de
minimale hoeveelheid frisse lucht in werkruimten. In 1901 werd de gezondheids-
en woningwet pas aangenomen. Woningen na deze periode laten dan ook steeds
vaker verschillende vormen van ventilatie zien. Met name de ventilatiesleuven
in de voor- en achtergevel, net boven het maaiveld. De kruipruimte onder de
begane grondvloer wordt hiermee geventileerd. Helaas worden deze vaak dicht
gemaakt door bewoners in verband met kou. Zeldzamer zijn andere vormen van
ventilatie. Zo ontstond rond 1885 zogenaamde ventilatieglas waarbij kleine
gaatjes uit het glas gespaard waren. een iets latere variant was de glas-jaloezieën
waarme de lucht enigszins geventileerd kon worden. Ook kozijnen of raamhout met
ventilatiegleuven werden toegepast om de frisse lucht te bevorderen.
Ventilatieglas is vrijwel verdwenen. Af en toe kom je nog kozijnen tegen met
ventilatiesleuven, maar ook dit is nog spaarzaam. De huidige vormen ventilatie
boven of in kozijnen bieden veel meer mogelijkheden zoals geluiddemping of
regelen van luchtinstroom.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten